Vorige week bij de aankondiging van de maand Hardcore Hoefnixen beweerde ik dat ik nog maar één broek had die niet uit elkaar valt. Ik dacht dat zeker te weten want ik ben natuurlijk niet zo iemand die niet weet wat er in haar kast hangt.
U mag nu allemaal vaderlijk/moederlijk/ouderlijk het hoofd schudden, want je ziet al aankomen: dat was een denkfout. Ik heb weliswaar niet al te veel kleren – ik probeer dat al jaren in de hand te houden – maar de kledingkast was een puinhoop. Er waren kleren die al een tijd lang vermist waren in dat zwarte gat. Dat is geen situatie waarin je een besluit moet nemen over wat je nodig hebt. Dus vandaag heb ik de boel grondig opgeruimd en het resultaat was verhelderend.
Niet dat ik nooit opruim. Zeker eens per jaar ga ik radicaal door de kledingkast. Er gaat altijd wel iets weg. De rest ruim ik op, tot er strakke stapeltjes keurig opgevouwen kleding in liggen en alle hangers kaarsrecht naast elkaar hangen, met geruststellend veel ruimte ertussen. Daar maak ik dan trots foto’s van, en dan neem ik me voor het vanaf nu altijd zo te houden.
Schattig hè? Zo naïef.
Vandaag gooide ik weer alles op een grote stapel, en alles ging opgevouwen weer op de planken. Strakke stapeltjes en alles. Ik heb – uiteraard – weer trots foto’s gemaakt.
En wat blijkt? Ik ben de gelukkige eigenaar van drie prima broeken, twee geweldige korte broeken, en twee spijkerbroeken die gerepareerd moeten worden. Nog één of twee kopen, wat ik bijna had gedaan, zou absurd zijn.
Hier is natuurlijk een groter verhaal uit te halen. Het is niet voor niks dat veel FIRE-mensen ook van minimalisme houden. Hoe minder rotzooi je hebt, hoe beter je weet wat je wel hebt (meer dan je denkt), en wat je nog nodig hebt (minder dan je denkt). Minder hebben is minder nodig hebben.
Zo sluipen er ook geen overbodige spullen meer je huis in – zoals spijkerbroeken die allang in je kast liggen. Dat is trouwens ook wel zo fijn in verband met de idioot grote milieu-impact van kleding.
Zelf vind ik het, naast de financiële voordelen, ook gewoon heel relaxed om zo min mogelijk rommel te hebben. Ik ben wel chaotisch, maar misschien juist dan is het fijn om alle onzin weg te gooien. Alleen over te houden wat je kunt gebruiken en wat je mooi vindt. Jaren geleden al heb ik een hele kerstvakantie van twee weken besteed aan dingen wegdoen. Ik schat dat toen een derde verdween. Hele jaargangen tijdschriften waar ik al tien jaar niet in had gekeken, onafgemaakte projecten van hobby’s die uit de gratie waren geraakt, overbodige meubels, veel glazen en servies, en dingen die gewoon geen mens nodig heeft. Wat een opluchting! Ik zweer dat ik sindsdien in een groter huis woon. Misschien niet letterlijk – hoewel het bruikbare vloeroppervlak zeker is toegenomen – maar vooral gevoelsmatig.
Sindsdien doe ik elke kerst een ronde ontspullen. Elk jaar kost het minder tijd. Soms ben ik in een rigoreuze bui, zoals tijdens Covid. Toen ging ik tekeer als een panellid bij Idols. Die wel, die niet, nou vooruit, deze mag een ronde verder. Ik verkocht veel dingen, maar alle kleine grut dat ik toen wegdeed, zette ik eerst een paar dagen in de hal van mijn pand voor buren die het eventueel wilden hebben. Het verdween bijna allemaal. Af en toe kreeg ik dankbare appjes – en bezorgde berichten van mensen die zich afvroegen of ik nu in een leeg huis zat. Als ik nu bij iemand binnenloop, zie ik soms mijn eigen spullen terug. Heerlijk dat die niet meer bij mij staan.
Dit jaar had ik me voorgenomen elke maand een klein rondje te doen. Het is er natuurlijk nog niet van gekomen. Ik ga het toch weer proberen.
Overigens: ik ben mijn Project Textielberg nog niet vergeten. Ik moet alleen weer even tijd vinden. Over die berg alleen maar slecht nieuws trouwens. Hij is gegroeid. Binnenkort meer!
Leave a Reply