Stel je de volgende scène voor. Een wandeling van drie collega’s. Ze zijn onderweg naar een lunch ter ere van een collega die deze week 40 jaar bij onze organisatie werkt.
We (want ik ben één van hen) zijn gaan lopen naar het restaurant omdat het prachtig weer is. De jubilerende collega is de office mom van de afdeling. Ze weet alles. Ze beheert de droppot. Ze behandelt de ondoorgrondelijke administratieve systemen alsof het haar huisdieren zijn, en ik verdenk de systemen ervan ook beter naar haar te luisteren dan naar de rest van het team. Zonder haar zou de tent instorten.
Onze organisatie betaalt heel goed, en zit grotendeels vol high potentials die heel graag door willen groeien. Een deel redt dat niet, en zal genoegen moeten nemen met een middenmootfunctie, of de organisatie verlaten. Dat laatste wil bijna niemand, want ze zijn bijna allemaal binnengekomen via een trainee-traject na hun studie en kennen vaak geen andere werkgever.
Twee van de drie wandelaars, waaronder ik, zijn wat dat betreft buitenbeentjes. We zijn ‘zij-instromers’ omdat we al halverwege onze carrières waren toen we hier begonnen, en we doen ondersteunend werk. We zijn prima tevreden met de baan die we hebben. We hoeven niet zo nodig omhoog, maar we zullen er ook niet zo snel uitgezet worden, want de banen die wij hebben, wil verder niemand. Mijn collega, die naast mij loopt, gaat over een jaar met pensioen, en we zien er nu al tegenop. Hij zelf ook een beetje. We werken nauw samen, en mogen elkaar heel graag.
De derde is zo’n high potential. Je ziet meteen het verschil tussen ons. Hij draagt een perfect pak, heeft perfect haar, en is ook nog eens heel aardig. Dat is heel wat anders dan de licht-cynische, vormloze gremlins met wie hij naar het restaurant loopt. Het siert hem dat hij het toch heel gezellig vindt, want veel van zijn collega’s zijn hard doorgelopen. Die zien in deze lunch allerlei kansen voor netwerken. Hij heeft de eerste slagen geslagen in zijn carrière, en er moeten er nog een paar volgen. Hij is begin dertig. Zijn vriendin werkt ook bij onze organisatie.
De volgende dialoog ontspint zich. HP is de high potential, MH is mevrouw Hoefnix, BP is de bijna-pensionado.
MH: ‘Wil jij dat ook, HP, 40 jaar hier blijven werken?’
HP: ‘Hahaha, nou, dat weet ik niet hoor!’
MH: ‘Wat zou je dan willen doen, hierna?’
HP: ‘Ja, dat is het probleem, hè…’
BP: ‘Joh, je kan toch overal terecht, als je hier uitgekeken bent.’
HP: ‘Ja… Maar ja.’
BP en MH kijken vragend opzij.
HP: ‘…het geld, hè.’
BP: ‘Er zijn toch zat goedbetaalde banen.’
HP: ‘Ja… maar niet zo goed als hier.’
MH, alvast grijpend naar haar stokpaardje: ‘Ja, maar hetzelfde salaris als hier is ook wel wat onrealistisch.’
HP: ‘Zeker. Maar dat is natuurlijk wel een probleem. Die beruchte gouden kooi. Als je hier eenmaal werkt, kun je niet meer weg.’
BP en MH knikken, want dat horen we vaker. MH gooit haar rechterbeen over haar stokpaardje en gaat er eens lekker op zitten.
MH: ‘Maar maak je dan alles op wat er binnenkomt?’
HP: ‘… Hoe bedoel je?’
MH: ‘We verdienen toch zo veel, dat heb je toch niet allemaal nodig?’
HP: ‘Maar zo werkt het toch niet!’
MH: ‘Nee?’
HP: ‘Nee, je raakt daar toch aan gewend! En we willen graag kinderen…’
MH: ‘De meeste mensen voeden kinderen op met de helft van wat wij verdienen, dus dat gaat vast wel lukken.’
HP: ‘Ja, zij kunnen dat. Wij niet, wij hebben nu de kosten. Teruggaan in inkomen, dat is nu eenmaal nauwelijks te doen.’
Stilte, want we moeten een drukke weg oversteken.
HP: ‘Wil jij dan weg?’
MH: ‘Nee, maar als het gebeurt, komt het prima in orde.’
HP: ‘Jaja, dat gaat vast tegenvallen…’
MH: ‘Ik geef gewoon nog steeds hetzelfde uit als toen ik hier nog niet werkte. Ik vind het eigenlijk heel erg dat de meesten van ons al dat geld gewoon opmaken. Dat is toch erg? Waar gaat dat dan allemaal aan op?’
BP: ‘Ik niet hoor, ik heb heel veel spaargeld. En je bent bij mij thuis geweest.’
Dat is waar. Mijn collega heeft een huiskamer waarin sinds de jaren ’90 niets is veranderd. De kurken vloer heeft een paar slijtplekken maar dat gaat hij deze zomer aanpakken. Geen nieuwe vloer, maar een nieuwe laklaag. Dan is hij weer als nieuw. De boekenkasten zijn klassieke Lundia, ongetwijfeld ook tientallen jaren oud. Hij en zijn vrouw hebben geen kinderen. Hun vakanties bestaan uit wandelingen in Oostenrijk.
MH, plagend: ‘Wat ga jij eigenlijk met al dat geld doen, BP? Ga je dat pensioen wel opkrijgen, straks?’
BP: ‘Aan HP geven, denk ik, de arme man!’
HP: ‘Ik geloof hier allemaal niks van. Houden jullie echt geld over? En wat doe je daar dan mee?’
MH: ‘Beleggen.’
HP kijkt daarvan op, maar zegt ook lachend: ‘Ja, maar daar wordt het alleen maar meer van!’
BP: ‘Dat hoop je dan, ja.’ BP houdt niet zo van risico’s.
HP: ‘En dan? Rentenieren?’
MH, hopelijk met een stalen gezicht: ‘Misschien wel. Werken is ook niet alles.’
Hoe de rest van het gesprek is gegaan, weet ik niet meer, maar het gaat niet meer over geld. De lunch is heerlijk, maar de secretaresse was wat uitgeschoten met de bestelling voor de groep, dus achteraf liggen er zakken broodjes en hapjes op de bar richting uitgang. De barman smeekt ons om er een mee te nemen. Ik pak een zak mini-quiches, die samen met een pan soep voor de rest van de week de lunch of het avondeten zullen gaan vormen. De high potential ziet het van een afstandje, en roept grappend: ‘Aha! Dus zo doe jij dat!’
Ik loop terug met mijn bijna-pensionado collega. Ik zeg niet zoveel, want ik denk na over het gesprek op de heenweg. De ene collega maakt alles op, en de andere collega geeft bijna niets uit. Maar die wordt ouder, heeft medische problemen, net als zijn vrouw. De wandelvakanties zijn daardoor al een paar jaar niet doorgegaan, dus zijn ze thuisgebleven. Hij heeft weleens gezegd dat hij best eerder met pensioen had gekund, maar hij dacht dat hij zich zou gaan vervelen. Dus werkt hij door tot de 66. Beide levens trekken mij voor geen meter. Ik ben er (weer eens) van overtuigd dat ik de gouden middenweg aan het bewandelen ben. Veel leven, weinig uitgeven.
Mijn bijna-pensionado collega zegt ook heel lang niks, haalt dan adem en stelt een vraag die hem blijkbaar al een tijdje dwars zit: ‘Zeg, wat ben jij eigenlijk van plan?’

Leave a Reply to Rube Cancel reply